Het spookje

Op slot Uilenstein woonde sinds oeroude tijden een spookje. Iedere nacht wordt hij om 12 uur wakker en begint aan zijn nachtelijke rondgang. Hij heeft een sleutelring met 13 sleutels, waarmee hij alle deuren, deksels en sloten kan openmaken. Als het maar even kan, gaat het spookje op bezoek bij zijn vriend Ohoe Sjoehoe, de nachtuil. Zij vertellen verhalen van vroeger, over kanonnen en soldaten.

Het spookje is heel gelukkig, maar hij heeft één wens: hij zou dolgraag een dagspookje zijn, al was het maar voor één dag. En hoe hem dát vergaat...

Inhoud
Hoofdstuk 1: Een onschuldig klein nachtspookje
Hoofdstuk 2: Wat Don Diego bezielde
Hoofdstuk 3: Daglicht. Praat me er niet van...
Hoofdstuk 4: Tegenslagen
Hoofdstuk 5: Haast een wonder
Hoofdstuk 6: Schaduw en zon
Hoofdstuk 7: In de put
Hoofdstuk 8: Waar loopt de geheime gang naartoe
Hoofdstuk 9: De zwarte onbekende waart rond
Hoofdstuk 10: De kladpartij
Hoofdstuk 11: Wees voorzichtig, burgemeester
Hoofdstuk 12: Alarm in het raadhuis
Hoofdstuk 13: Een rustig plekje
Hoofdstuk 14: Daar komen de Spanjaarden
Hoofdstuk 15: Een heel karwij
Hoofdstuk 16: Een katterig spookje
Hoofdstuk 17: Er wordt een brief geschreven
Hoofdstuk 18: Geef de moed maar niet op
Hoofdstuk 19: Meneer Shoehoe geeft een tip
Hoofdstuk 20: Goed nieuwsOtfried Preussler
Hoofdstuk 21: Ga je gang maar, spookje
Hoofdstuk 22: Weer maneschijn